Crises of rampen houden niet op de bij de landsgrens en incidenten in het ene land kunnen (grote) impact hebben op het buurland.
De bestrijding ervan is in beide landen anders georganiseerd, zowel in wetgeving en taken als in structuren. Onbekendheid daarmee vormt barrières in de bestrijding. Afgesloten (inter-)nationale verdragen en (eu-)regionale samenwerkingsovereenkomsten helpen om deze barrières te slechten. Ze zijn echter nog geen garantie voor het effectieve gezamenlijke uitvoering. Meldkamers, hulpverleningsdiensten en crisismanagementteams dienen elkaar alsook de structuren en -werkwijzen van het andere land te leren kennen.
De projectpartners maken een gezamenlijke risicoanalyse, wisselen planvorming en werkwijzen uit, ontwikkelen instrumenten voor informatiedeling en oefenen samen diverse scenario’s. Een door alle partijen gedragen steunpunt vervult een aanjagende en regisserende rol en borgt de (continuïteit van de) grensoverschrijdende samenwerking, ook ná de projectperiode. Een voorstel hoe de samenwerking ook daarná duurzaam kan worden voortgezet, ligt een halfjaar voor projecteinde klaar.